Geschiedenis

De Vereniging Vrijgevestigde Psychiaters Amsterdam en Omstreken (VVPAO) is de grootste lokale vereniging van vrijgevestigd psychiaters in Nederland. De vereniging kent een turbulente geschiedenis, maar dat niet alleen. Want verenigingen zoals de VVPAO kunnen de komende jaren wel eens een belangrijke rol spelen in de belangenbehartiging van vrijgevestigd psychiaters.

Nee, geen van de bestuurders of oud-bestuurders kan zich precies herinneren wat de oprichtingsdatum is van de Vereniging Vrijgevestigde Psychiaters Amsterdam en Omstreken (VVPAO), met inmiddels 165 leden de grootste lokale vereniging van vrijgevestigd psychiaters in Nederland. Wel is zeker dat de VVPAO ná 16 november 1992 is opgericht. Toen vond een algemene vergadering plaats van de Amsterdamse vrijgevestigde psychiaters, met als voornaamste agendapunt: de oprichting van de VVPAO. Zeker is ook dat de psychiaters Kaspar Mengelberg en Michiel Pam statutair de oprichters zijn van de vereniging. Zij bezochten daarvoor de notaris en hun handtekeningen staan ook onder de oprichtingsakte, die jammer genoeg niet meer is terug te vinden.

Over de aanleiding voor de oprichting verschillen de meningen. Er was al een voorloper van de VVPAO, namelijk de Commissie Vrijgevestigde Psychiaters (CVP) van de Amsterdamse Specialisten Vereniging (ASV), een lokale afdeling van de Nederlandse Specialisten Vereniging, voorloper van de huidige Orde van Medisch Specialisten. ‘Dat was een elitair clubje waar alle Amsterdamse medisch specialisten lid van waren. Al was het maar omdat de ASV namens hen de onderhandelingen voerde met de ziektekostenverzekeraars en voor de afhandeling en betaling van de declaraties zorgde,’ herinnert Henk Ras zich, oud-voorzitter van de VVPAO. ‘Het was een club van somatici, internisten, chirurgen, en de status van de psychiaters binnen de ASV was gering.

Psychiater Jaap den Bakker was jarenlang vertegenwoordiger van de psychiaters in het ASV-bestuur. Hij was trouw bij alle vergaderingen aanwezig, maar kreeg nooit het woord. Na de rondvraag vroeg de voorzitter hem wel altijd: “En, met de psychiaters alles wel zeker?” Dat zegt iets over de positie van de psychiaters.’ Mengelberg herkent het beeld: ‘Het motto van het ASV-bestuur was: wij maken de dienst uit, en jullie mogen doen wat wij zeggen. Ik herinner me dat ik ooit overleg had met de voorzitter en enkele leden van de ASV, en dat men toen zei: jullie mogen geen beleid voeren dat afwijkt van ons beleid. Veel speelruimte om als psychiaters eigen accenten te leggen op het ASV-beleid was er dus niet.’

Krachten bundelen

Toch was dat vermoedelijk niet de reden om zich als psychiaters apart te organiseren. Dat had er eerder mee te maken dat de psychiatrie, als enige medisch specialisme, in die jaren overging naar de AWBZ, herinnert Hein Warnaar zich, vóór Henk Ras voorzitter van de VVPAO. ‘Het was de bedoeling van de overheid om de gehele gezondheidszorg geleidelijk over te hevelen naar de AWBZ. Men begon met de psychiatrie en psychotherapie, de rest zou later volgen. Dat gebeurde vervolgens niet. De andere specialisten bleven declareren bij de ziektekostenverzekeraars. Daardoor ontstonden er voor ons andere belangen en kregen we ook andere gesprekspartners. De ASV heeft ons ook geadviseerd om daarvoor een aparte vereniging op te richten. Dat hebben we gedaan en dat is volgens mij allemaal in goed overleg verlopen.‘

Wat niet wil zeggen dat alle vrijgevestigd psychiaters het eens waren over de afsplitsing, benadrukt Mengelberg. ‘Wij zijn daarbij niet over één nacht ijs gegaan. We hebben op 16 november 1992 in het Amsterdamse Hiltonhotel een ALV georganiseerd om dat besluit te bespreken met onze leden. Tijdens die ALV waren er ook psychiaters die vonden dat we ons niet moesten losweken. Zij zagen liever dat we deel bleven uitmaken van een medische specialistenvereniging. Wij zijn medisch specialisten en zo voelden we dat ook. Als het had gekund, waren we daarom graag onderdeel gebleven van het grotere geheel, maar dat had in dit geval betekend dat we ons moesten onderschikken aan het ASV-beleid. En dat wilden we niet.’

Michiel Pam was voorstander van de VVPAO. ‘We wilden een vereniging die meer zou opkomen voor de belangen van de Amsterdamse vrijgevestigden. Door de krachten te bundelen, heeft zo’n vereniging meerwaarde. Het was in die jaren een zootje ongeregeld onder vrijgevestigde psychiaters. Bij vergaderingen zaten tweehonderd psychiaters in de zaal met allemaal een eigen mening. Dat werkt niet, zeker niet in discussies met andere partijen. Dan is het prettig om met één stem te kunnen spreken. Ik heb voor de VVPAO trouwens het logo ontworpen. Dat staat nog steeds op de website. En halverwege jaren 90 had ik ook al een websitedomeinnaam vastgelegd voor de vereniging, www.vvpao.nl, in een tijd dat dat nog niet vanzelfsprekend was. Grappig genoeg is dat nu de domeinnaam van de vrijgevestigde psychiaters van Alkmaar en Noord-Holland Noord, want ik ben eind jaren 90 verhuisd naar Texel en heb die domeinnaam toen meegenomen.’

Vijandsbeelden

De oprichting van de VVPAO betekende het begin van eigen contractonderhandelingen met het Ziekenfonds van Amsterdam en omstreken (ZAO), dat het regionale Zorgkantoor was voor de AWBZ-regeling. Dat waren geen prettige onderhandelingen, omdat de sfeer tussen psychiaters en ZAO die eerste jaren getekend werd door wederzijds onbegrip, gebrek aan kennis over psychiatrie en onverholen vijandsbeelden. Warnaar: ‘Het waren moeilijke jaren. We waren allemaal amateurs en wisten niet hoe we die onderhandelingen moesten voeren. Wat opvallend was, was dat het ZAO niets wist van de psychiatrie, dat moesten wij ze uitleggen. Dat was niet zo eenvoudig, want het ZAO kon ons bloed wel drinken. Ze vonden dat we vaag werk deden, onduidelijke diagnoses stelden en stelselmatig ons budget overschreden.’ Die vijandschap bestond al veel langer, herinnert oud-penningmeester Jeroen Dutilh zich. ‘In het ZAO zaten echt vijanden van de psychiatrie. Dat was in de jaren 80 al zo, en dat is daarna niet minder geworden.’

Omgekeerd hadden veel psychiaters ook een hekel aan het ZAO. Warnaar: ‘Mijn voorgangers maakten altijd ruzie met ze.’ Kaspar Mengelberg beaamt dat. ‘Ik was voorzitter van de CVP en diende een neutrale positie in te nemen. Maar tegelijkertijd was ik voorstander van de professionele autonomie van de arts en wilde ik me niet laten ringeloren door de macht van de ziektekostenverzekeraars. Dat was onhandig. Je kunt als voorzitter geen extreme standpunten innemen, je moet juist standpunten verenigen. Dat lukte me niet. Ik zag hoe staatsorganen zoals de Nederlandse Zorgautoriteit, samen met de zorgverzekeraars, de autonomie van de artsen trachtten te breken. Daar kon ik me niet mee verenigen. Michiel Pam nam na de oprichting van de VVPAO het voorzitterschap daarom van me over. Hij was daarmee de eerste voorzitter van de VVPAO, maar ook hij was geen vriend van het Zorgkantoor.’

Verlengde arm constructie

De sfeer werd er niet beter op toen de verlengde arm constructie in het leven werd geroepen. Psychotherapeuten konden in de jaren 90, na hun overheveling naar de AWBZ, niet langer zelf hun behandelingen declareren bij de particuliere zorgverzekeraars. Ze riepen daarvoor de hulp in van de psychiaters. Zij konden dat wel. Dat leidde tot conflicten binnen de VVPAO doordat een aantal psychiaters, waaronder Kasper Mengelberg, in gingen op het beroep dat de psychotherapeuten op hen deden. Warnaar: ‘Dat ging om enorme omzetten. Collega-psychiaters hadden daar echter last van, want de constructie leidde tot verdere budgetoverschrijdingen én dalende tarieven voor de vrijgevestigd psychiaters. Want die omzetten werden het jaar daarop gekort op onze tarieven.’

Mengelberg vindt nog steeds dat hij door zijn collega’s onheus is bejegend vanwege zijn bereidheid om in te gaan op het verzoek om hulp van de psychotherapeuten. ‘Ik kende velen van hen, en ben nog steeds met veel psychotherapeuten bevriend. En ja, ik wilde wel met hen samenwerken. Dat heb ik ook gedaan, samen met enkele bevriende collega-psychiaters. Het vervelende was dat er ondertussen twee jonge ondernemers waren die een onderneming wilden oprichten waarbij psychiaters en psychotherapeuten gezamenlijk hun diensten zouden aanbieden aan bedrijven en organisaties. Ze gingen daarover in gesprek met het Zorgkantoor en zeiden daarbij ook namens mij te spreken. Ik was daar echter niet in gekend. Dat heeft bij het VVPAO-bestuur veel kwaad bloed gezet. Ze vonden het een soort verraad. Enerzijds was ik degene die zich het meest verzette tegen het overleg met het Zorgkantoor, en anderzijds zou ik achter hun rug om een deal met het Zorgkantoor proberen te sluiten. Dat was niet zo, maar zo interpreteerden ze het.’

Het leidde tot een breuk tussen Mengelberg en het VVPAO-bestuur. Mengelberg slaagde er niet in het bestuur te overtuigen van zijn gelijk. ‘Men vond dat ik moest aftreden. Dat vond ik onzin, want ik had voor mijn gevoel niets verkeerds gedaan. Toen ben ik uit het bestuur gezet. Dat was zeer krenkend. Ik had me jarenlang ingezet voor de gemeenschappelijke zaak, en dit was de dank die ik daarvoor ontving.’

Leeftijdsdiscriminatie

De affaire, daar zijn alle betrokken psychiaters het over eens, heeft persoonlijke verhoudingen verstoord en zelfs oude vriendschappen kapot gemaakt. Tegelijkertijd zijn de meesten van hen inmiddels weer on speaking terms en bezoekt ook Mengelberg alweer jaren achtereen trouw de bijeenkomsten en nascholingsavonden van de vereniging.

Er was nog een pijnpunt in die eerste jaren van de VVPAO. Het Zorgkantoor wilde geen contracten meer sluiten met vrijgevestigd psychiaters van 65 jaar of ouder. Mengelberg: ‘Het Zorgkantoor zei: als je 65 bent, dan houdt het op, dan betalen we je niet meer. Dat vonden we schandelijk. We hebben er zelfs een aparte club voor opgericht, de Stichting Overleggroep Leeftijdsdiscriminatie. Het is in onze professie, zeker bij de psychotherapeutische en psychoanalytisch georiënteerde psychiaters, de gewoonte dat je gewoon doorwerkt na je 65e levensjaar. Ik ben nu 67 jaar en ik zie nog dagelijks patiënten. Freud zelf heeft doorgewerkt tot aan zijn dood.’

Michiel Pam herinnert zich die discussie nog levendig. ‘We waren het niet eens met het standpunt van het Zorgkantoor. Er komen steeds meer oudere cliënten en die willen door oudere psychiaters behandeld kunnen worden. Daarnaast voldoen ook psychiaters ouder dan 65 jaar aan alle kwaliteitseisen van ons vak. Maar we hebben die slag toen verloren. Gelukkig was dat slechts een tijdelijke nederlaag. Inmiddels is het vanzelfsprekend dat je als vrijgevestigd psychiater kunt doorwerken na je 65e. Dat was toen niet zo.’

Lokaal Initiatief

Er veranderde veel toen de psychotherapeuten een eigen budget kregen en de ‘verlengde arm’ werd afgeschaft. De sfeer met het ZAO verbeterde sterk en gaandeweg ontstond er wederzijds vertrouwen. ‘Dat was ook onze inzet,’ legt toenmalig voorzitter Hein Warnaar uit: ‘We hebben ontzettend veel vergaderd met het ZAO, op hun kantoor, in het restaurant enz. We wilden een beter onderhandelingsklimaat. Je kunt nu eenmaal niet met elkaar onderhandelen als er alleen wantrouwen is.’ ‘We hebben dat toen ook met elkaar afgesproken,’ vult oud-bestuurder en oud-voorzitter Hans van der Veen aan. ‘We zeiden tegen elkaar: laten we niet langer oorlog voeren met het Zorgkantoor, daar heeft niemand wat aan. Wat daarbij ook uitmaakte, was dat er zowel binnen de VVPAO als het Zorgkantoor andere mensen aan het roer kwamen, mensen die geen last hadden van vijandsbeelden en meer bereid waren tot samenwerking. Dat heeft de onderlinge verstandhouding enorm verbeterd.’

Bovendien werd eind jaren 90 het Lokaal Initiatief ingevoerd, een landelijke regeling met een budget dat regionaal verdeeld werd. ‘Dat ging om veel geld, voor de regio Amsterdam zo’n twaalf miljoen gulden,’ herinnert Warnaar zich. ‘Omdat de VVPAO de grootste vereniging van vrijgevestigde psychiaters is, ging een relatief groot deel van dat budget naar Amsterdam. De VVPAO moest dat geld verdelen onder haar leden.’

De vereniging werd daardoor plotseling een belangrijk orgaan voor alle Amsterdamse vrijgevestigden. Jeroen Dutilh: ‘Iedereen wilde meedoen met het Lokaal Initiatief. Logisch, als je niet meedeed, wist je niet eens of je als vrijgevestigd psychiater je vak wel kon blijven uitoefenen. Je moest dus lid zijn van de VVPAO.’

Een cruciaal onderdeel van het Lokaal Initiatief vormde de Vrijwaring van de laatste tariefdaling. Dutilh: ‘Dat hield in dat je als vrijgevestigde een deel van de korting die je standaard kreeg opgelegd, een jaar later kon terugvorderen, zo’n zeventien procent. Je moest daarvoor aan een aantal kwaliteitsvoorwaarden voldoen. Zo moest je aangesloten zijn bij een intervisiegroep, deelnemen aan de nascholingsavonden van de VVPAO en je moest je financiële administratie op orde hebben. Dat laatste werd door een onafhankelijk accountant getoetst.’

Nachtwerk

De VVPAO trok er in die jaren hard aan om ervoor te zorgen dat alle vrijgevestigde psychiaters zich bij een intervisiegroep zouden aansluiten, herinnert Van der Veen zich. ‘Overheid en zorgverzekeraars waren beducht voor vrijgevestigd psychiaters die als eenmansbedrijfjes, zonder input of kwaliteitscontrole van buitenaf, hun werk zouden doen. Dat konden we ons goed voorstellen. Bovendien hadden we ook zelf belang bij een goede kwaliteit van ons zorgverlening. We hebben ons hier dus voor ingespannen, en met succes. Voor zover ik weet is er ook geen enkele psychiater geweest die niet bereid was om zich bij een intervisiegroep aan te sluiten.’

Dat neemt niet weg dat de Vrijwaringsregeling Jeroen Dutilh soms nachtwerk bezorgde, want hij moest er als penningmeester voor zorgen dat alle psychiaters hun accountantsverklaring op orde hadden. Pas dan kon het Vrijwaringsbedrag worden uitgekeerd. ‘Niet iedere psychiater is echter goed met geld. We hebben ook één lid moeten royeren omdat hij zijn verleende voorschotten niet terugbetaalde.’

De ontvangst van het Vrijwaringsbedrag verliep overigens niet altijd probleemloos. Want het geld werd niet op de rekening van de VVPAO gestort, maar op dat van de Amsterdamse GGZ-instelling Mentrum. Warnaar: ‘Volgens de regelgeving moest het geld worden overgemaakt op de rekening van een AWBZ-instelling, en dat is de VVPAO niet. Het betekende dat ons geld soms spoorloos was. Het was dan weliswaar gestort op de rekening van Mentrum, maar hun financiële administratie was vervolgens vergeten dat het geld voor ons was bestemd. We moesten dan soms ons best doen om dat te krijgen. Gelukkig hadden we een goede verstandhouding met Oskar Markx, toenmalig geneesheer-directeur van Mentrum, anders hadden we daar niet eens een voet tussen de deur gekregen.’

Nieuwe ledendiner

Met de komst van de Zorgverzekeringswet in 2006 stopte het Landelijk Initiatief. Al had Jeroen Dutilh er daarna nog twee à drie jaar werk aan om de financiële administratie van de regeling op een ordentelijke wijze af te wikkelen. De VVPAO moest daarna haar bestaansrecht opnieuw bewijzen. Ze kreeg van het oude bestuur een bruidsschat mee van zo’n twintigduizend euro, een bedrag dat nog over was vanuit het Lokaal Initiatief, en het was aan hun opvolgers, Peter Post, de huidige voorzitter van de VVPAO, en Thomas Lenz, de huidige penningmeester, om de VVPAO opnieuw uit te vinden. Dat is gelukt, stelt Lenz. ‘Er is weliswaar geen financiële noodzaak meer om lid te zijn van de VVPAO, maar het is wel prettig om collega’s te ontmoeten, bijvoorbeeld tijdens de nascholingsavonden die we voor onze leden organiseren. Je leert elkaar daardoor kennen en kunt kennis en kunde uitwisselen. Vroeger waren er de gilden. Dat waren groepen ambachtslieden die gezamenlijk ergens voor stonden en hun kennis deelden. Zo’n gildefunctie heeft de VVPAO nog steeds.’

‘We vervullen die functie vooral door onze leden service en sociale activiteiten aan te bieden,’ vult Post aan. ‘Onze nascholingsavonden gaan bijvoorbeeld altijd gepaard met een etentje en een drankje. En nieuwe leden vangen we op en maken we wegwijs in het vak. Celestine Roose, mijn opvolger en de nieuwe voorzitter van de VVPAO per 2014, voert deze taak met veel plezier uit. Bovendien organiseren we elk jaar een nieuwe ledendiner, waarbij oude leden eveneens van harte welkom zijn. Op die manier hopen we dat nieuwe leden zich snel thuis voelen binnen onze vereniging.’

En die nieuwe leden melden zich nog steeds. De vereniging heeft de laatste jaren een groei doorgemaakt van gemiddeld 140 naar 165 leden, waarvan 34 vrijgevestigden met een adres buiten Amsterdam. ‘Dat bevestigt dat we meer te bieden hebben dan een gewone regionale vereniging met vaak de grootte van een stevige intervisiegroep,’ stelt Post. ‘Ook horen we van nieuwe toetreders dat ze het soms moeilijk vinden om zich thuis te voelen in vaak al lang bestaande kleine verenigingen. Bij ons kunnen ze dan vrij eenvoudig een intervisiegroep starten met andere starters.’

Afdeling ZGP

Maar het blijft niet bij sociale activiteiten en intervisie alleen, want Post verwacht dat een lokale vereniging voor vrijgevestigd psychiaters zoals de VVPAO op termijn ook aan belangenbehartiging voor haar leden kan gaan doen. ‘Dat is nu een taak van de afdeling Zelfstandig gevestigde Psychiaters (ZGP) van de NVvP, maar ik kan me voorstellen dat we daarin samen met de afdeling ZGP kunnen optrekken. De zorgverzekeraars hebben regionale monopoliemacht gekregen. Om ons daartegen te wapenen, is het verstandig dat vrijgevestigd psychiaters lokaal de krachten bundelen en gezamenlijk één vuist maken tegen de zorgverzekeraars. Op die manier ondersteunen we het werk van de afdeling ZGP.

Tot slot, vinden de oud-bestuurders dat de VVPAO door de jaren heen van meerwaarde is geweest voor de vrijgevestigde psychiaters? ‘Ja, ik heb daardoor veel collega’s leren kennen,’ zegt Henk Ras. ‘Ik kende maar weinig collega’s voordat de VVPAO werd opgericht. Degenen die ik kende, waren mensen met wie ik samen was opgeleid, niet meer dan een handjevol psychiaters. Door de VVPAO heb ik veel meer vrijgevestigde psychiaters leren kennen. Dat heb ik altijd prettig gevonden, omdat je kennis en ervaringen kunt uitwisselen en bijvoorbeeld ook voor elkaar kunt waarnemen tijdens ziekte of vakanties.’ Warnaar is het daar van harte mee eens. ‘Zonder de VVPAO had ik een aantal van mijn huidige vrienden niet leren kennen. Jeroen Dutilh en ik wonen bij elkaar om de hoek. Maar we hadden elkaar vermoedelijk nooit ontmoet zonder de VVPAO.’